zaterdag 28 juni 2014

Ik kan wel maar ik wil niet

In haar boek "Tien dingen die je zou moeten weten over kinderen met autisme" heeft Ellen Notbohm het steeds over het verschil tussen "ik kan niet" en "ik wil niet". Bij kinderen met een stoornis in het autistisch spectrum is gedrag dat dwars lijkt, vaak een gevolg van hun ontwikkelingsstoornis. Het is niet zo dat Jantje niet wil opruimen en klaarmaken om naar bed te gaan. Hij heeft letterlijk geen idee waar hij moet beginnen en dus doet hij niets. 

Dat ik nu als volwassene het verschil begrijp tussen niet kunnen en niet willen is een enorme ontwikkeling. Zo veel dingen waar ik als kind mee worstelde, werden door de volwassenen in mijn leven gezien als dingen die ik niet wilde proberen. Ze spoorden me eindeloos aan om dingen te doen als vrienden maken en meedoen in de klas. Mijn ouders en leraren leken te denken dat ik gewoon niet genoeg mijn best deed (per slot van rekening was ik een slim, lief, klein meisje), maar voor mij voelde het als een bovenmenselijke inspanning. 

Om mijn hand op te steken in de klas om een vraag te beantwoorden moest ik allerlei angsten overwinnen: de angst om het fout te zeggen, om genegeerd te worden, om geplaagd te worden, om niet begrepen of verstaan te worden, om een vervolgvraag te krijgen die ik niet begreep of waar ik geen antwoord op had.


"Als je maar wat meer je best zou doen..."
"Probeer het maar gewoon!"
"Je bent zo slim, waarom kun je niet gewoon ..."
"Je zou zo .... kunnen zijn als je je best maar deed."

Ik leerde al vroeg dat er veel dingen mis konden gaan, en dat er maar één scenario was waarin alles goed ging.  Dat vond ik niet bepaald bemoedigend. 

Zoals bij veel dingen waar ik als kind mee worstelde, weet ik niet zeker of dit een geval was van "kan niet" of van "wil niet". Er zaten elementen in van "kan niet" - met name als het gaat om het duidelijk onder woorden brengen van mijn gedachten en het spontaan antwoord geven op vervolgvragen. Maar heel veel "wil niet" kwam voort uit "kan niet". 

Als dingen maar vaak genoeg mis gaan, is het onvermijdelijk dat proberen een te hoge prijs krijgt.

Nu ik volwassen ben, denk ik niet dat er iets is wat ik niet kan omdat ik Asperger heb. Ik heb genoeg trucjes en omwegen geleerd om het dagelijks leven goed door te komen. 


"Wil niet" is een ander verhaal. 

 Hoe ouder ik word, hoe meer ik me verzet tegen activiteiten die een hoge emotionele prijs hebben. Er is een lange lijst met dingen die ik niet wil doen - die ik gewoon niet doe - zelfs al kan ik ze wel. De schrijfster Notbohm beschrijft "kan niet" als een gebrek aan kennis, kunde en gelegenheid. Maar "wil niet", zegt ze, gaat over wegduiken voor moeilijke dingen en uitdagingen. 


Voor mij is de middelbare leeftijd de tijd van "ik wil niet". Ik kan naar elke sociale gebeurtenis gaan waar mijn man voor wordt uitgenodigd, maar dat wil ik niet. Ik kan zoeken naar gelegenheden om mijn sociale vaardigheden te oefenen, maar dat wil ik niet. Ik kan proberen vrienden te maken, maar dat wil ik niet. 

De kloof tussen "in staat zijn iets te doen" en "iets willen doen" is breder geworden naarmate ik ouder werd. Ik zie het nut van doorzetten niet meer zo. Ik heb er niet meer zo'n behoefte aan om op mijn tanden te bijten en iets uit te zitten. Mijn verlangen om erbij te horen wordt minder naarmate de jaren verstrijken.

Ik weet zeker dat sommige mensen zouden zeggen dat dat ongezond en beperkend is. Misschien is dat ook zo, in die zin dat ik potentieel verrijkende ervaringen misloop. Er komt misschien een moment dat ik sommige van die ervaringen aantrekkelijk genoeg vind om ze te proberen. Mijn wil-niet-lijst is niet in steen gebeiteld. 

Maar ik ben nu op een punt in mijn leven dat ik meer geïnteresseerd ben in vrede dan in verrijking. Er zijn dagen - veel dagen - dat ik tevreden ben als ik met rust gelaten word, als ik niet bezig hoef te zijn met de verwarrende heksenketel van sociale interactie die voortdurend mijn aandacht vraagt.

Naarmate ik ouder word, heb ik in toenemende mate vrede met mijn lijst met wil-niet's. Ze voelen niet meer als mislukkingen, zoals vroeger. 

In feite komt het niet meer allemaal neer op de tegenstelling "stoornisgebaseerde kan-niet" versus "onwil-gebaseerde wil-niet", zoals Notbohm het samenvat voor de kindertijd. Als autistische volwassenen hebben we de mogelijkheid om uit het stoornis/onwil-model te stappen, en gewoon te beslissen dat er dingen zijn die we liever niet doen, net als ieder ander. 

Dit artikel is een vertaling van "I Can, But I Won't", van Cynthia Kim. Ze schreef dit artikel in november 2012 op haar blog "Musings of an Aspie". De vertaling is van Francijn Brouwer.

woensdag 25 juni 2014

Sport en Asperger

Mensen met Asperger staan erom bekend dat ze niet atletisch zijn. Gewoonlijk zijn we onhandig en ongecoördineerd. Schrijf het toe aan een motorische planningsstoornis, een slechte executieve functie, proprioceptische moeilijkheden, dyspraxie, of allemaal tegelijk. Wat de oorzaak ook is, het resultaat is dat we bekend staan als onsportieve nerds.

Helaas heeft niemand me dat ooit verteld. Ik houd mijn leven lang al van sporten en lichaamsbeweging. Van sport houden is in mijn geval niet hetzelfde als goed zijn in sport, maar daar heb ik me nooit door laten tegenhouden. Hoewel mijn ouders niet wisten dat ik Asperger had, wisten ze wel dat ik onhandig was. Een van hun bijnamen voor mij was "Grace", een afkorting van "graceful", gracieus. Ik denk dat het grappiger is als je degene bent die het zegt, dan als je degene bent die struikelt.

Ze schreven me in voor een hele serie individuele sporten: dansen, gymnastiek, bowlen, golfen, duiken, zwemmen, karate - waarschijnlijk in een poging me te helpen mijn gebrek aan coördinatie te boven te komen.

De meeste van deze activiteiten kon ik met andere kinderen doen, maar vroegen niet dezelfde mate van interactie als teamsporten. Ik zat een bowling-"team". Dat betekende alleen maar dat ik met vier andere kinderen om de beurt speelde. Het bowlen zelf was een individuele prestatie. Andere kinderen waren aan de beurt, ik was aan de beurt. Ik mocht de scores optellen. Ik liep weg om bij de speelautomaten te kijken. Iemand riep me terug als ik aan de beurt was. Het was geweldig.

Met golfen en dansen en karate hetzelfde verhaal. Ik deed deze dingen tegelijk met andere kinderen, maar niet echt met hen. Het leek op sociale interactie. Maar de werkelijke hoeveelheid interactie was minimaal en dat was prima.

Ik heb altijd van individuele sporten gehouden, om exact dezelfde reden. Ik leerde zwemmen kort nadat ik had leren lopen. Bij ons thuis was een zwembad in de achtertuin, dus een paar maanden na mijn geboorte lag ik al in het water, en ik ging op zwemles zodra de zwemvereniging me toe wilde laten. Zwemmen is nog steeds een van mijn favoriete manieren om te ontspannen. Ik houd ervan om in het water te liggen - de sensatie van gewichtloosheid, van glijden, drijven, omringd en ondergedompeld zijn - en ik houd van de ritmische beweging en de prikkelarme ervaring van een flink stuk zwemmen.


Mijn YMCA Minnow (zwemvereniging) badge - een van de weinige dingen uit mijn kindertijd die ik heb bewaard.

Als volwassene begon ik met hardlopen. Net als bij zwemmen, houd ik van het ritme van hardlopen. Ik houd er ook van dat het me naar stille plaatsen brengt. Bospaadjes, stille paden langs de rivier, een uitgehakt eenpersoonspaadje waar meer herten dan mensen langs komen. Ik hield als kind om dezelfde reden van lange fietstochten.

Het mooie van individuele sporten

Ik heb teamsport geprobeerd. Op de middelbare school zat ik in het schoolteam voor softbal en basketbal. Het was leuk, maar ik was er niet erg goed in, en gedurende de wedstrijden zat ik vooral op de bank. Bovendien kreeg ik vaak van de coach op mijn kop omdat ik niet genoeg mijn best deed. Mijn basketbalcoach riep altijd dat ik agressiever moest zijn, maar ik had geen idee wat hij bedoelde.

Er was veel met basketbal wat ik niet helemaal meekreeg. Teamsporten hebben veel aspecten - de regels, de andere teamleden, het hoge tempo, de bal (er is onvermijdelijk een bal bij betrokken). Voor de typische Asperger is er veel te verwerken. Tegen de tijd dat ik naar de universiteit ging, wist ik dat teamsporten niets voor mij waren. Maar individuele sporten, daar kunnen mensen met Asperger in uitblinken! Als ik op de baan loop of in het zwembad lig, voel ik me sterk en atletisch. Ik voel me gecoördineerd, en met mijn lichaam verbonden. Ik voel me alsof ik goed ben in sport! Vergeef me mijn uitroeptekens, maar dit is opwindend voor iemand die zich altijd onhandig heeft gevoeld.

Dus, laat mij je overtuigen van de voordelen van individuele sporten voor Aspergers van alle leeftijden.

1. Je boekt vooruitgang in je eigen tempo. Bij individuele sporten meet je je vooruitgang aan jezelf af. Hoewel je wedstrijden met anderen kunt doen, moedigen de meeste individuele sporten het bijhouden van persoonlijke records aan. Een nieuwe snelste tijd neerzetten bij het rennen of zwemmen is net zo bevredigend als een tegenstander verslaan. Misschien zelfs meer, omdat het aangeeft dat je oefening vrucht afwerpt, en dat je beter bent in je sport dan een maand of een jaar geleden.

2. Je kunt deel uitmaken van een team zonder de druk van een teamsport. Individuele sporten kunnen minder stressvol zijn dan teamsporten, waarbij je elke keer goed moet presteren. Als je een slechte dag hebt als teamspeler, kunnen je acties gevolgen hebben voor het hele team. Als je een slechte dag hebt als veldloper, plaats je je misschien niet hoog, maar een van je mede-renners kan nog steeds de wedstrijd winnen. Er zijn wel consequenties voor het team, maar die zijn gewoonlijk minder ernstig.

3. Je kunt alleen oefenen. Dit is een groot voordeel als je Asperger hebt. Door onze problemen met motorische coördinatie hebben we vaak veel meer oefening nodig dan gemiddeld voor we een vaardigheid onder de knie hebben. Als die vaardigheid iets is waarvoor je zonder team of partner kunt trainen, kunnen we er uren alleen aan werken, in ons eigen tempo. 

4. Je speelt naast elkaar. Teamsporten leggen grote nadruk op kameraadschap met andere teamleden, en dat kan voor mensen met Asperger heel stressvol zijn. Bij individuele sporten mag je naast elkaar spelen, en net zo veel contact maken als je prettig vindt. 

5. Individuele sporten zijn meestal ritmisch, herhalend en voorspelbaar. En wat vinden Aspergers fijner dan een ritmische, herhalende en voorspelbare beweging? Hardlopen, fietsen en zwemmen zijn net grootschalige, sociaal acceptabele stims *). En je mag het zo lang doen als je wilt. Hoe meer, hoe beter!

6. Met individuele sporten kun je veel overtollige energie verbranden. Veel individuele sporten zijn gebaseerd op uithoudingsvermogen, waardoor ze de ideale manier zijn om een Asperger met te veel energie moe te maken. Zelfs met matig inspannende fysieke activiteit verbrand je overtollige energie, en stimuleer je de aanmaak van endorfine, en dat verbetert niet alleen je humeur maar het kan ook angst verminderen en je helpen beter te slapen.

7. Individuele sporten verbeteren de coördinatie. Alle sporten verbeteren de coördinatie, maar individuele sporten zijn meestal meer "sporten voor het hele lichaam", waarbij je alle delen van je lichaam samen moet inzetten  voor een optimaal resultaat. Denk aan het soort beweging dat je nodig hebt voor de schoolslag, en vergelijk dat met het soort beweging dat je nodig hebt om korte stop te spelen.

Hoe trainen me helpt om te gaan met Asperger

Ik moet elke dag minstens een uur hardlopen, zwemmen of wandelen. Ik moet elke morgen trainen. En als ik zeg "moet", maak ik geen grapje. Als ik niet fanatiek trainde, zou ik waarschijnlijk medicijnen gebruiken tegen angst en depressie. 
Zware lichaamsbeweging verbrandt de ongewenste stoffen in mijn lichaam, en zorgt voor een mooi constante productie van goede stoffen. Trainen haalt de scherpe kantjes van mijn Asperger-trekken, en geeft me een prettig ontspannen gevoel. Als ik een paar dagen achter elkaar minder train, begin ik me beroerd te voelen. Ik word licht ontvlambaar, chagrijnig en gedeprimeerd. Ik raak emotioneel uit balans. Ik slaap niet goed meer. Ik kan niet meer goed focussen. 
Lichaamsbeweging zorgt dat ik contact houd met mijn lichaam. Ik heb de neiging me in mezelf terug te trekken en los te raken van alles wat niet in mijn hoofd zit. En, ondanks tientallen jaren sportieve training, ben ik ook nog steeds onhandiger en slechter gecoördineerd dan de gemiddelde volwassene. Lichaamsbeweging helpt me dit te bestrijden, en het maakt me veerkrachtiger als ik inderdaad een keer een val maak. 

Een ander soort lichaamsbeweging

Een van mijn favoriete bloggers, Annabelle Listic, heeft een geweldige stuk geschreven (het stuk is nu niet meer te vinden op internet) over hoe zij de Wii gebruikt om haar problemen (andere dan de mijne) aan te pakken. Ik heb nog nooit een videogame gespeeld met fysieke interactie, maar haar artikel gaf me het idee dat dit type games wel eens veel dezelfde voordelen zou kunnen hebben als meedoen aan een individuele sport.

Dit artikel is in november 2012 geschreven door Cynthia Kim, op haar blog "Musings of an Aspie". Klik hier voor het originele artikel. De vertaling is  van Francijn Brouwer.

--------
*) "Stims" is het zelfstandig naamwoord dat van het werkwoord "stimmen" is afgeleid. Stimmen is een vertaling van het Engelse woord stimming, wat een afkorting is van self-stimulation. Het staat voor de typerende herhaalde bewegingen die bij autisme veel voorkomen. De veronderstelling is dat stimmen een functie heeft om het zenuwstelsel te stimuleren, of juist om overstimulatie door de buitenwereld te voorkomen. Ik las hier een mooie uitleg van stimmen.

zondag 15 juni 2014

Autisme is mijn speciale interesse

Voor ik begon te lezen over het syndroom van Asperger, had ik geen idee wat een speciale interesse was, hoewel ik ze al mijn hele leven had. Een speciale interesse is, voor wie de term niet kent, een "sterke preoccupatie met één of meer stereotiepe en beperkte patronen van belangstelling die abnormaal is in ofwel intensiteit of focus".
In andere woorden, interesse in een heel smal gedefinieerd onderwerp of een zeer intense interesse in een onderwerp. Als je nog nooit tijd hebt doorgebracht met iemand met Asperger, zou je wel eens kunnen onderschatten wat die twee uitdrukkingen betekenen. 

Eerder deze week heb ik een blog geschreven over speciale interesses in het algemeen. Het zal u niet verbazen dat autisme momenteel een van mijn speciale interesses is. Ik geef u een beeld van hoe een speciale interesse in actie er voor mij uit ziet: 

  • Ik besteed 3 à 4 uur per dag aan schrijven, lezen, onderzoeken en nadenken over het syndroom van Asperger en autisme. Ik zou er wel meer tijd aan willen besteden, maar ik moet ook werken, eten, de hond uitlaten, slapen, etc.
  • Mijn idee van een leuke avond is een DVD kijken over bezigheidstherapie voor sensorische disfunctie. 
  • Ik krabbel de hele dag aantekeningen voor blogposts op stukjes papier, omdat ik voortdurend dingen die ik zie, hoor, lees en ervaar relateer aan het syndroom van Asperger. 
  • In mijn Dropbox staat 532 wetenschappelijke artikelen over autisme en Asperger. Het hadden er meer kunnen zijn, maar ik kwam niet verder terug dan 2009, en toen had ik geen toegang meer tot PubMed en PsychoInfo, omdat ik afstudeerde.

  • Woorden als perseveratief en motorische planningsstoornis behoren tot mijn dagelijkse woordenschat. 
  • In mijn browser heb ik een lijst bladwijzers die "Asperger links" heet. Er zitten te veel links in om fatsoenlijk iets te kunnen vinden, dus heb ik een andere bladwijzerlijst gemaakt die "belangrijke Asperger links" heet.
  • Tussen de belangrijke bladwijzers staat er een van een video van de laatste vergadering van de "Interagency Autism Coordinating Committee", voor het geval ik het hoofdstuk over de wijzigingen in DSM-V nog een keer wil zien. 
  • Mijn regionale bibliotheek heeft 51 boeken en DVD's over Asperger, en ik lees / kijk ze op de volgorde waarin ze in de catalogus van de bibliotheek staan. Ik ben bij nummer 17. Als ik die lijst af heb, ga ik verder met de lijst van 317 boeken  en DVD's over autisme. Op volgorde.
  •  Ik heb een Twitter-account, Tumblr-account, Facebookpagina, Triberr, newsfeed en blog over autisme, en dan ook nog accounts op Wrong Planet en Aspies Central.
  • Als je me vraagt naar iets wat met autisme te maken heeft, garandeer ik dat je je interesse verliest lang voordat ik dat doe. Tenzij je ook Asperger hebt en speciale interesse hebt in autisme...
 Dit artikel is een vertaling van "Autism is my special interest", in november 2012 geschreven door Cynthia Kim op haar weblog "Musings of an Aspie". De vertaling is van Francijn Brouwer.

zaterdag 14 juni 2014

Wat is er zo speciaal aan speciale interesses?

Eerst moet ik even kwijt dat ik een hekel heb aan de term "speciale interesse". Het klinkt kleinerend en betuttelend. Ik kan alleen maar denken aan een bevende oude oudtante die over mijn schouder naar mijn postzegelverzameling kijkt en zegt: "Nou, dat is speciaal zeg."

Ik zou veel liever "obsessie" gebruiken, of, als dat te extreem is, "gespecialiseerde interesse", wat het veel nauwkeuriger beschrijft. Maar in de autisme-gemeenschap wordt "speciale interesse" gebruikt, dus dat zal ik ook gebruiken, hoewel ik elke keer in elkaar krimp als ik het schrijf.

Goed, met die redactionele kanttekening kunnen we nu praten over een onderwerp dat veel mensen met Asperger na aan het hart ligt: de speciale interesse. Volgens de diagnostische criteria voor het Syndroom van Asperger in DSM-IV is een belangrijke symptoom van Asperger het hebben van een "sterke preoccupatie met een of meer stereotiepe en beperkte patronen van belangstelling die abnormaal is in ofwel intensiteit of aandachtspunt".

Het zal je opvallen dat er twee kanten zijn aan dat criterium: intensiteit of aandachtspunt. Een speciale interesse kan een intense interesse in een breed onderwerp zijn (architectuur) of een smal gefocuste interesse (Cisterciënzer kloosters uit het midden van de 12e eeuw). Normaal gesproken zijn smal gefocuste interesses ook intens, maar een speciale interesse hoeft niet stereotiep smal te zijn om mee te tellen.

Hoe ziet een speciale interesse eruit?

Een niet-uitputtende lijst van mijn speciale interesses, te beginnen in mijn kindertijd:


  • Barbies
  • Constructiespeelgoed (lego, lincoln logs, tinker toys)
  • Tekst (lezen, schrijven, woorden, citaten, synoniemen)
  • Postzegels
  • Munten
  • Guinness Wereldrecordboek
  • Honkbalplaatjes
  • Naaien (mijn eigen kleren maken)
  • De aandelenmarkt
  • M*A*S*H (televisieprogramma)
  • The Doors (band)
  • Star Trek: the next generation
  • Martial Arts (vechtkunst)
  • Afval van de mens (verlaten plaatsen, gevonden voorwerpen, afgedankte dingen, begraafplaatsen)
  • Zen Boeddhisme
  • Hondentraining
  • Astronomie, in het bijzonder messier-objecten
  • De Joseon-dynastie
  • Shamanisme
  • Nationale parken
  • Hardlopen
  • Autisme (!)

Je kunt naar deze lijst kijken en denken: "Maar iedereen heeft hobby's, wat is er zo speciaal aan die van jou?"  Zoals vaker bij een Asperger-trekje tegenover een gewone eigenaardigheid, is het antwoord gelegen in de mate waarin de eigenschap zich manifesteert.

Toen ik bijvoorbeeld met hardlopen begon, ging ik niet naar buiten om een paar keer per week te joggen. Ik las boeken over marathontraining. Ik vond op internet trainingsschema's en werd lid van een trainingssite om persoonlijk gecoacht te worden. Ik leerde over Fartlek en baantraining en rentechniek. Ik schreef me in voor wedstrijden. Tien jaar later gaf ik meer geld uit aan hardloopkleren en -schoenen dan aan dagelijkse kleding. Ik gebruik een hartslagmeter en een afstandsmeter om mijn trainingen bij te houden. Als ik op vakantie ga, pak ik al mijn hardloopspullen in. Het is niet zo dat ik af en toe hardloop, hardlopen is een integraal deel van mijn leven. Het vervult een heel specifieke behoefte.



Schuilplaats in de storm

Dat is een belangrijk verschil tussen een alledaagse hobby en een Aspergeriaanse speciale interesse. Tijd die besteed wordt aan een speciale interesse vervult een specifieke behoefte voor mensen met Asperger. Het is meer dan gewoon een prettige manier om je tijd door te brengen. Me wijden aan een speciale interesse is voor mij een manier om me op te laden. Het is geruststellend. Ik kan me helemaal verdiepen in iets wat me intens interesseert, en de rest van de wereld wegfilteren. Zoals wanneer jij een favoriete film opnieuw bekijkt, of een boek opnieuw en opnieuw leest, daar lijkt het op.

Speciale interesses op hol

Het gevaar van speciale interesses is, dat ze allesoverheersend kunnen worden. Ze kunnen elk gesprek gaan beheersen, elke vrije minuut van de dag, elke gedachte, als je dat toelaat. Ze kunnen een schuilplaats zijn, een verstopplek.
Er zijn dagen dat ik zo in beslag genomen ben door schrijven en/of werken (ik heb van een van mijn speciale interesses mijn werk gemaakt) dat ik met liefde acht, tien, twaalf uur achter de computer zit. Ik zet het eten op en denk er niet meer aan tot ik een brandlucht ruik. De zon gaat onder en uren later realiseer ik me dat het aardedonker is in huis. Als de hond niet tegen mijn arm zou duwen als het tijd was voor voeren of uitlaten, zou ik vergeten dat ze bestond.


Het is duidelijk dat dit problematisch kan zijn.

Een ander probleem duikt op als het onderwerp van een speciale interesse sociaal onaanvaardbaar is. Toen mijn man mijn lijst van speciale interesses las, voegde hij zichzelf voor de grap toe.
Dat was een grapje, maar soms hebben mensen met Asperger een persoon als speciale interesse. Als die persoon een beroemdheid is, is het prima om uren te besteden aan het bestuderen en bewonderen van die persoon uit de verte. Maar als het iemand is uit zijn eigen leven, kan de speciale interesse worden uitgelegd als ongewenste aandacht, lastig vallen of stalken. (Je kunt hier een uitstekend verhaal uit de eerste hand lezen over dit onderwerp: Liefde of obsessie: als een persoon de speciale interesse wordt van iemand met Asperger. In het Engels.)

De meeste speciale interesses zijn dus onschadelijk, maar als bij een interesse gedrag komt kijken dat illegaal is, of een taboe, of een bedreiging voor jouw of andermans gezondheid of welbevinden, kan het nodig zijn om hulp te zoeken bij het ombuigen van je aandacht naar een veiliger alternatief.

Hoe komt een Asperger aan een speciale interesse?

Speciale interesses vinden ons, eerder dan andersom. Ik heb geen idee hoe ik in de loop der jaren aan vele van mijn speciale interesses ben gekomen. De meeste zijn dingen waarvoor ik een intense maar onverklaarbare fascinatie heb.

Neem nou verlaten plaatsen. Ik kan niet uitleggen wat de bekoring is, maar ik kan uren ronddwalen in een spookstad of verlaten mijn. Verlaten psychiatrische afdelingen intrigeren mij in het bijzonder. Ik verlies mezelf in het ronddwalen op websites als deze: "10 verlaten psychiatrische afdelingen waar fotografen graag stiekem rondlopen".


Net als schrijven, lezen en martial arts hoort mijn interesse voor verlaten plaatsen en voorwerpen al bij me sinds mijn kindertijd. Maar andere interesses kwamen en gingen door de jaren. Een speciale interesse komt vaak plotseling op, wordt intens gedurende een bepaalde periode (maanden of jaren) en verdwijnt dan zo snel als het gekomen is. Zo ging dat ook met mijn verzameling-gerelateerde interesses in mijn jeugd. Ik bracht uren door met het organiseren, sorteren en herindelen van mijn munten, postzegels en honkbalplaatjes. Ik haalde mijn ouders over om me naar verzamelaarsbeurzen te rijden, met mijn versleten catalogus onder mijn arm, stuiterend van opwinding bij het vooruitzicht dat ik een open plek in een van mijn verzamelingen zou kunnen opvullen.

En als dan mijn interesse voor een van mijn verzamelingen plotseling opdroogde, borg ik mijn mappen en catalogi en andere verzamelaarsspullen op in de kast, waar ze dan stof verzamelden terwijl ik uren bezig was met het vergelijken van de jaarlijkse edities van het Guinness Wereldrecordboek, om te zien welke records waren veranderd, of met het uitknippen van tijdschriftartikelen over M*A*S*H voor in mijn plakboek. 

Hoe veel is te veel?

Speciale interesses dragen in belangrijke mate bij aan de levensvreugde van de meeste Aspergers, en misschien aan onze geestelijke gezondheid. Als ik een periode geen tijd kan besteden aan mijn speciale interesses, raak ik geïrriteerd, en vraag ik me lange tijd af wat ik eens zal gaan doen.  

Voor mij, en voor veel Aspergers, is een speciale interesse onze favoriete manier van ontstressen, opladen en ons gewoon vermaken. 

Maar, zoals bij alle goede dingen, het is mogelijk om het te overdrijven, zodat het ongezond wordt. Je kunt denk ik wel zeggen dat een speciale interesse je te veel in beslag neemt als het je van je dagelijkse verantwoordelijkheden afhoudt (school, werk, hygiene), als het je gezondheid negatief beinvloedt (slaaptekort, slechte eetgewoonten), of als het een significante negatieve invloed heeft op familie of vrienden (beperkte sociale contacten, hoge kosten). Er is echter een geval waarbij je je speciale interesse de hele dag, vijf dagen per week, mag uitoefenen, en de maatschappij je erom waardeert: als je je speciale interesse omzet in een carriere. Plotseling ben je niet meer een nerd die te veel weet over programmeren in C++,  mengpanelen of achttiende-eeuwse mode. Je bent een programmeur, een reparateur van audio-apparatuur of een museumcurator. Een heel verschil, nietwaar?

Ik heb het geluk gehad dat ik dit twee keer kon doen, waardoor het volkomen geaccepteerd is om het grootste deel van de tijd dat ik wakker ben te wijden aan een favoriet onderwerp. Ik heb veel gelezen en gehoord over Aspergers die hetzelfde hebben gedaan met hun levenslange speciale interesses. Het is zeker niet voor iedereen met Asperger mogelijk om een speciale interesse tot hun beroep of carrière te maken, maar als het zo uitvalt, word je een van de gelukkigen die hun brood verdienen met waar ze van houden.

===

Dit artikel is door Francijn Brouwer vertaald. Het Engelse origineel staat hier, en is in november 2012 verschenen op het blog van Cynthia Kim: Musings of an Aspie.

dinsdag 29 april 2014

Schrijven is ook communicatie

Als je een groep schrijvers bij elkaar hebt, op internet of bij een workshop, stelt er uiteindelijk altijd wel iemand de ultieme navelstaar-vraag: waarom schrijven we?

Mijn standaard antwoord (eenvoudig uit te leggen en niet al te vreemd) is dat ik schrijf omdat ik daarvan geniet. Er is niets te vergelijken met het najagen van een idee, als mijn vingers over het toetsenbord vliegen en ik mijn gedachten bijna niet bij kan houden. Er is geen andere activiteit waarin ik mezelf zo kan verliezen.

Door dat antwoord hoef ik de waarheid niet te onthullen: ik schrijf om de woorden in mijn hoofd te bevrijden.

Mijn brein stort zich op interessante ideeën, zó dat ik niet kan ophouden eraan te denken. Als iets eenmaal mijn aandacht heeft, blijven mijn gedachten het om en om draaien, het vormt zich en groeit als een vaas op een pottenbakkersschijf. Als ik het idee opschrijf, stopt het snelle draaien in mijn hoofd, en heb ik het equivalent van een afgemaakte vaas in plaats van een klomp klei in mijn hoofd.

Een idee in mijn hoofd vormen voelt zo:



Uiteindelijk schrijf ik omdat ik gewoon moet schrijven. Ik communiceer beter door geschreven woorden dan door gesproken woorden. Als ik schrijf, kan ik net zo veel tijd nemen als ik wil, om mijn gedachten tot een samenhangend geheel te vormen. Ik kan feedback van anderen krijgen om te controleren of alles duidelijk is. Ik kan een idee dagen of weken laten ademen en groeien.

Het proces verloopt ongeveer zo: Schrijf. Bewerk. Bedenk je. Verwijder. Verander. Verduidelijk. Denk erover. Vorm. Loop weg. Kom terug. Schrijf meer. Denk meer. Print. Lees. Deel. Bewerk. Bewerk. Bewerk. Klaar.
Mmm, misschien dit woord nog veranderen. Of dat woord. Okee, nu echt klaar. Ja? Ja.

Dit is niet te doen in een mondeling gesprek. Er is geen delete-knop voor uitgesproken woorden. Herzien in de vorm van uitleg en verduidelijking is zelden succesvol. Als je iets eenmaal gezegd hebt, is het eruit, en (ironisch genoeg) niet meer uit te wissen.

Communicatiestoornis of andere communicatie

Dus, heb ik een communicatiestoornis (een van de belangrijkste diagnostische criteria voor Asperger)?

Dat hangt er van af hoe we communicatie definiëren. Je zou kunnen aanvoeren dat schrijven eenrichtingsverkeer is. Ik vorm mijn idee zorgvuldig en stuur het dan naar buiten, en ik voel me heel tevreden met hoe het het eruit ziet en hoe het voelt, en dan ga ik vrolijk verder, achter een nieuw, prachtig idee aan.
Het is allemaal heel opgeruimd. En heel autistisch. Wat is er meer karakteristiek voor iemand met Asperger dan eenzijdig informatie dumpen, om je vervolgens vastbesloten terug te trekken in je hoofd om de mysteries van het universum te overdenken, of in ieder geval het mysterie waarom iemand maar boterhammen blijft achterlaten op de stoep waar ik mijn hond uitlaat?

Maar, omdat ik nu eenmaal niet telepathisch ben, is schrijven voor mij de beste manier om over te brengen wat ik wil zeggen. Ik zou de hele dag kunnen praten en nog niet de helft overbrengen van wat ik door schrijven kan communiceren. Sinds ik ben begonnen blogs te schrijven, heb ik, al schrijvend, dingen met mijn familie gedeeld waar we nog nooit over gepraat hadden. Grote belangrijke dingen en haarkloverij, allemaal onuitgesproken, soms al jaren lang.

En dat werkt zeker niet maar één kant op. Als ik al schrijvend mijn gedachten uit, geeft dat anderen de gelegenheid om gesprekken te beginnen, vragen te stellen, hun visie te geven en hun eigen gedachten te delen. Dat is communicatie - diepe, voldoening gevende, niet-traditionele communicatie - op een manier die ik maar zelden heb meegemaakt.

Het voelt zo goed om iets met mijn man te delen en begrip in zijn ogen te zien oplichten. Het heeft onze relatie veel goed gedaan om pijn en misverstanden uit het verleden opnieuw te bekijken in een nieuw licht. We begrijpen elkaar op een nieuw niveau, en ik denk dat dat komt doordat ik nu in staat ben te communiceren, echt te communiceren, over hoe ik de wereld om me heen beleef en verwerk. 

Ik heb ook ontdekt dat schrijven een manier is om met mezelf te communiceren. Terwijl ik onderzoek doe naar Asperger, leer ik verschillende delen van mezelf tot een geheel te maken. Er ontstaat een kaart van mijn innerlijke landschap, op een manier die bijzonder helend en bemoedigend is. Misschien is dit wat ik bedoelde toen ik zei dat ik schrijf omdat ik moet schrijven. Schrijven verbindt me met de mensen om me heen, en het verbindt me met mezelf.

Eens een schrijver, altijd een schrijver

Dit is een van de eerste dingen die ik geschreven heb, toen ik zeven was. Ik herinner me dat ik mijn moeder delen van dit verkiezingsverhaal aan iemand hoorde vertellen, en dat ik besloot dat ik er een boek over wilde schrijven. Ik heb het nog steeds, in al z'n gevlekte, geniete glorie, en ik dacht dat het wel leuk zou zijn om het te laten zien.

 
"op 2 november 1976, verkiezingsdag, ging mijn vader naar het stembureau en de ambtenaar vroeg hem naar zijn adres. hij antwoordde Stillhill Road (maar we wonen op Stonewall). ze zeiden tegen hem dat hij niet op de lijst stond. maar hij zei dat hij zich geregistreerd had, dus stuurden ze hem terug om ..."
Als je goed genoeg naar deze bladzijden kijkt, zul je mijn Asperger-trekjes er doorheen zien. Let op het verschrikkelijke handschrift.


"... op een andere lijst te kijken toen het in hem opkwam dat hij op Stonewall 132 woonde. Ik weet zeker dat de ambtenaren het behoorlijk vreemd vonden maar ze vonden hem op dat adres dus lieten ze hem stemmen. Om 11.00 a.m. komt mijn moeder bij het stembureau ..."
Tweede Asperger-trekje: opvallend ontwikkeld taalgebruik en zinsbouw voor een zevenjarig kind.


"... Ze geeft haar adres (dat wist ze) en haar naam en ze zeiden tegen haar dat ze niet geregistreerd was. Ze zei dat ze dat per mail had gedaan, ze keken haar een beetje vreemd aan en vragen haar of haar man al eerder was geweest en niet wist waar hij woonde ..."
Ik heb het gevoel dat veel van dit schrijven eigenlijk echolalie is (herhalen van andermans woorden, wat kinderen met autisme vaak doen) en dat ik napraatte wat mijn moeder tegen een andere volwassene had verteld.

"... (Ze zei heel zachtjes ja) om een lang verhaal kort te maken, ze konden haar formulier niet vinden
het gat erom te laten zien dat ouders niet alles weten. zoals mam niet wist wat in en uit was. ze ging naar binnen door de ingang maar ging naar buiten door de ingang."
Meer Asperger-trekjes: een pedante benadering van sociale situaties, en het rigide vasthouden aan regels (door de ingang naar buiten, aagh!) Was ik geen grappig kind?

Dit artikel is in oktober 2012 geschreven door Cynthia Kim op haar blog "Musings of an Aspie", en nu vertaald door Francijn Brouwer. Het origineel is hier te vinden.

dinsdag 15 april 2014

Je ding doen

Gistermorgen moesten De Wetenschapper*) en ik onverwacht een Ding doen dat we beiden nog nooit hadden gedaan. Om een of andere reden - waarschijnlijk omdat ik een onverbeterlijke optimist ben - ging ik vrijwillig naar het stadhuis om uit te zoeken hoe het Ding moest, terwijl De Wetenschapper buiten wachtte met de hond.

Gelijk achter de ingang was een helpdesk, dus ik sprak de vrouw aan die erachter zat en zei: "Er is hier toch een balie waar ik dit Ding kan regelen?" en zij zei: "Ja, maar laat me u tien minuten lang uitleggen om welke vijf redenen u die ingewikkelde versie van dat Ding toch hier niet kunt doen, en dat u naar een nabijgelegen stadje moet rijden om dat Ding te doen."

Dat klonk niet handig, maar ik was er zo op gespitst om het Ding te doen, dat ik het briefje met het adres van die Andere Plaats om Het Ding te Doen meenam. Ik kwam erachter dat dat onverwacht een extra uur van mijn dag zou kosten, maar goed, wat moet, dat moet.

Buiten gaf ik uitleg aan De Wetenschapper over het tien minuten durende gesprek en de vijf verschillende redenen, en hij zei "Mopper mopper mopper", en in plaats van bewondering te hebben voor mijn informatieve briefje, ging hij onmiddellijk naar binnen.

Ik voelde aan dat er een confrontatie aan zat te komen, en ik liep met de hond rond de parkeerplaats, terwijl ik het briefje stevig vasthield.

Een poosje later - maar beslist korter dan het uur dat het mij zou hebben gekost om de aanwijzingen van de Dame met de Vijf Redenen op te volgen - kwam De Wetenschapper weer uit het stadhuis naar buiten, en vertelde hij me dat het Ding was geregeld, omdat het gewoon hier kon.

Okee. Geweldig. Goed gedaan.

Niet echt.

Ik had er gemengde gevoelens over dat hij Het Ding kon doen, vooral omdat dezelfde persoon mij net had verteld dat het "nee, absoluut, beslist, zeker niet mogelijk was om het Ding hier te doen".

De Wetenschapper had duidelijk zijn eigen gemengde gevoelens. We besloten ergens koffie te gaan drinken om te praten over onze reusachtige berg gevoelens, omdat dat is wat getrouwde mensen doen, en zeker iets wat wij doen.

Wat was er gebeurd?

Terwijl we bij Starbucks zaten, begonnen we onze tegenstrijdige ervaringen te ontleden. Ik voelde me een beetje als Watson, tegenover de Wetenschapper als Holmes, toen hij uitlegde hoe hij erin geslaagd was om Het Ding te doen.

Hij vertelde me dat, terwijl hij buiten op me stond te wachten, een ambtenaar langs kwam lopen en De Wetenschapper zei: "Hee, weet jij hoe dit Ding moet?" en de man zei: "Ja hoor, beneden is er een balie voor. Ik doe dat niet, maar er is daar wel iemand bij de Ding-Balie die je kan helpen."

Dat verklaarde veel. Ik had de vrouw op haar woord geloofd, omdat zij me vertelde dat de Balie voor Het Ding me niet zou kunnen helpen, toen ik haar daar specifiek naar vroeg. Het was duidelijk dat ze geen zin had om mij door te sturen naar de Balie voor Het Ding als ze me ook weg kon sturen en verder lezen in "Divergent".

Wat niet verrassend is. Dit gebeurt voortdurend, toch?

Maar dit is wat het verrassend maakte: dat de Wetenschapper en ik een blik konden werpen op wat er gebeurde.

Voor mij was het onhandig om naar een ander kantoor te moeten om Het Ding te doen, maar ik was er zo op gespitst om Het Ding te doen dat ik niet verder keek. "Dit is een beetje irritant." Ik nam de informatie die ik kreeg voor waar aan, omdat ik geen andere informatie had die ik er tegen af kon wegen. De sociale nuances van de situatie - vooral dat de bedoeling van de andere persoon verschilde van de mijne - kwamen op dat moment niet in me op. 

Voor De Wetenschapper was de vrouw een pestkop die misbruik maakte van mijn gebrek aan informatie, en probeerde het zich makkelijk te maken door ons het Probleem van een Ander te maken. Toen hij een weergave gaf van zijn gesprek met de Dame van de Vijf Redenen, viel me op dat veel details die hij erbij vertelde bij de context van het gesprek hoorden.

De dingen die mij op dat moment niet opvallen. De dingen die ik meestal later bedenk, na uitgebreide analyse van de situatie. De dingen die ik me pas begon te realiseren toen we onze ervaringen vergeleken. In andere woorden: het pragmatische, in plaats van letterlijke, gebruik van de taal.

Ik was er zo op gespitst mijn doel te bereiken - door taal te gebruiken als werktuig om feitelijke informatie te krijgen - dat ik de motieven van de persoon die ik om hulp vroeg niet in twijfel trok.

De Wetenschapper, gewapend met de bevestiging die hij uit het gesprek met de ambtenaar had gekregen, deed dat wel.

En dat was, gedeeltelijk, het verschil tussen onze interacties met de Dame van de Vijf Redenen. Als ik Iets Nieuws doe, doe ik eerst onderzoek. Als ik tijd had gehad om me voor te bereiden op Het Ding, zou ik op internet informatie hebben gezocht over beleid en procedures rond Het Ding. Ik zou een Plan hebben gemaakt, met een Script. Als de Dame met de Vijf Redenen dan haar verhaaltje had opgehangen, zou ik hebben geweten dat ze niet eerlijk tegen me was, en dan zou ik haar daarop aangesproken hebben, gewapend met mijn encyclopedische kennis van het beleid en de procedures rond Het Ding.

thingpolicy

De wetenschapper daarentegen doet niet veel aan onderzoek als het over kleine dingen gaat. Hij heeft genoeg aan een terloops gesprekje met een ambtenaar en zijn vermogen om de sociale nuances van een situatie te doorzien (het is acht uur 's morgens en de Dame met de Vijf Redenen heeft geen zin in jouw ingewikkelde probleem). En daar komt zijn goed ontwikkelde pragmatische taalvaardigheid nog bij. Zo doet hij tijdens een willekeurige interactie veel meer aan interpretatie en bijstelling dan ik.

Meestal ben ik niet zo naïef

Tenminste, dat denk ik graag. Maar ik neem dingen wel letterlijk.  Ik zie de helpdesk en ik neem aan dat daar hulp vandaan komt. En ik ben doelgericht. Ik wil Het Ding voor elkaar krijgen. Iemand zegt "Zo Doe Je Het Ding" en ik denk meteen "Ja! Laten we het Ding nu Doen!"

En dan is er ook nog dit: meestal maak ik mijn tekort aan taalvaardigheid goed met feitenkennis. Als ik weet dat ik in een situatie terecht ga komen waar ik geen ervaring mee heb, ga ik gewapend met een heleboel achtergrondinformatie. Dan vergelijk ik de informatie die ik krijg voortdurend met de bekende feiten. Bovendien steun ik zwaar op patroonherkenning - mensen die liegen passen meestal in een van een paar voorspelbare patronen.
Misschien draaide mijn lariekoek-herkennings-programma niet op vol vermogen. Over het algemeen heb ik het wel in de gaten als iemand me voor de gek houdt. En kan ik wel terugslaan. Hard, als dat nodig is. Maar dit was niet zo'n belangrijke situatie. En een uur extra van mijn tijd is niet zo'n hoge prijs om iets gedaan te krijgen.

Als ik niet de ervaring van De Wetenschapper met dezelfde persoon naast mijn eigen ervaring had kunnen leggen, zou het wel lastig voor me zijn geweest dat ik Het Ding op een Minder Handige Plek moest doen, maar ik zou niet verder gedacht hebben. De sociale implicaties waren voor mij minder belangrijk dan Het Ding Gedaan Krijgen op die specifieke dag.

Een jaar of meer geleden zou ik het nodig hebben gevonden om mijn gedachtegang te rechtvaardigen tegenover De Wetenschapper, en hij zou dat ook hebben gevonden. Het was verrassend te zien hoe veel er veranderd was in het afgelopen jaar, dat we daar bij Starbucks zaten, van onze koffie genoten, en ons verbaasden hoe verschillend we de wereld zien, en dat dat prima is, zo lang we allebei gelukkig zijn met onze manier van kijken.

Dit artikel is een vertaling van "Do the thing", in april 2014 verschenen op het weblog "Musings of an Aspie". Het artikel is van de hand van Cynthia Kim, de vertaling is van Francijn Brouwer.

*) Als de schrijfster zegt "De Wetenschapper", bedoelt ze haar man.

vrijdag 4 april 2014

De boze autist geeft uitleg

De meeste mensen associëren autisme vooral met woede. Keer op keer zie ik op Facebook, op forums en blogs noodkreten van ouders die hulp nodig hebben bij het omgaan met de woede-aanvallen van hun autistische kinderen. En autismeforums voor volwassenen zijn een plek waar mensen hun boosheid uiten - boosheid op vrienden, kennissen, familie, klasgenoten, collega's, vreemden en de wereld in het algemeen.

Wij zijn kennelijk een boos clubje. En dat is niet verbazend. Als we klein zijn, komt de wereld op ons af met een intensiteit die verwarrend is, frustrerend, en ook ergerlijk. Voeg daar jaren van miscommunicatie aan toe, van pesten, afwijzing en verkeerd begrepen worden, en dan is het niet verbazend dat "de boze autist" een ingeburgerd stereotype is geworden.

Toen ik ging zitten om mijn boosheid in kaart te brengen, kwam ik niet verder dan woede en frustratie. Hoewel boosheid een goede bekende is geworden door de jaren heen, heb ik hem teruggeduwd in de schaduw.

Ik bracht wel zonder aarzeling mijn blijdschap in kaart, een leuke, kleine schets op een klein, schoon velletje papier. Voor het in kaart brengen van mijn boosheid had ik een woordenboek nodig, en na een uur hard werken en nadenken had ik deze brainstorm aantekeningen:



Ik laat deze bladzijde met aantekeningen niet zien omdat ik verwacht dat iemand het gaat lezen, maar omdat het een goed beeld geeft van hoe ik boosheid ervaar: een chaotische, verscheurde, en soms onsamenhangende puinhoop. Ik heb dagenlang het volgende deel voor me uitgeschoven, waarin ik de puinhoop zou moeten ontwarren.

Boosheid geeft me een ongemakkelijk gevoel. Ik vermijd het. Ik onderdruk het. Het laatste wat ik wil is erover praten. Boosheid uiten voelt verkeerd. Slecht.

Dus, eerst een geheugensteuntje:


"Ik heb niemands goedkeuring van mijn gevoelens nodig, ik heb het recht ze te uiten zoals ze op dat moment zijn."

Even over de woorden die ik heb gekozen. Ze voelen willekeurig. Ik heb geprobeerd namen te geven aan de verschijningsvormen van boosheid, maar zelfs na veel nadenken weet ik niet zeker of dat de beste keuzes zijn.

Eerst frustratie, omdat dat het eerste woord is dat in me opkwam, en een van de makkelijkste om te beschrijven. Frustratie is teleurgestelde verwachting. Het is wakker worden in een winterstorm, terwijl ik wilde gaan hardlopen. Het is veel te veel tijd besteden aan het openen van een verpakking en hem dan in het midden openscheuren. Het is als je niet meer weet hoe je van DVD naar kabel moet switchen, en dan 500 kanalen met ruis krijgen. Frustratie maakt dat ik met mijn tanden knars en grom, terwijl ik eigenlijk zou moeten vaststellen wat ik nodig heb, en dat uitspreken of ernaar handelen. Een serie frustraties leidt soms tot terugtrekking of een woedeuitbarsting.
(In de Engelse tekst gaat het over het woord frustration.)

En dan ergernis. Ik heb hier meer beschrijvingen van geschreven en weggegooid dan ik kan tellen. Dat op zich is al ergerlijk. Ergernis bederft mijn humeur. Ik kan het woord niet vinden waar ik mijn zin mee wil afmaken, en dan vergeet ik wat ik wou schrijven. De mensen in de hotelkamer naast mij kijken TV terwijl ik probeer te slapen.
(In de Engelse tekst gaat het over het woord annoyance.)

Ergernis is de vlieg die om mijn hoofd zoemt; frustratie is er twintig keer naar slaan en elke keer missen.

Dankzij Asperger ben ik overbekend met irritatie, die zijn wortels heeft in zintuiglijke overprikkeling. Ik ben oververmoeid. Ik heb honger. Ik heb het warm. Mijn shirt kriebelt. Ik heb mijn zintuiglijke grenzen te lang genegeerd, en nu verander ik in een humeurige peuter. Gevaar! Gevaar! Een woedeaanval ligt op de loer.
(In de Engelse tekst gaat het over het woord irritability.) 

En dankzij mijn moederschap, heb ik oerwoede ontdekt, wat ik mijn moederleeuw-gevoel noem, wat opkomt als iemand aan mijn kind zit. Slecht idee. Genoeg over gezegd.
(In de Engelse tekst gaat het over het woord wrath, wat je normaal met toorn zou vertalen, maar dat past niet in de context.) 

Om een of andere onverklaarbare reden voegde ik, gelijk na oerwoede, witheet toe. Er is een verband tussen die twee - oerwoede is primitief en instinctief. Witheet is wanneer ik kook van woede en zweer dat ik als een ware superheld dit bureaucratische onrecht recht zal zetten, het is puur verstandelijk. Het gebeurt niet vaak, maar als het gebeurt, berg je dan maar. Geef me mijn cape en doe een stap achteruit.
(In de Engelse tekst gaat het over het woord fuming (rokend).)  


De grote drie

Is dat alles tot nu toe? Hier kan ik wel mee leven. Dit soort boosheid komt en gaat. Wat nu komt, de grote drie van verontwaardiging, vervreemding en razernij, zit veel dieper van binnen.

Laten we beginnen met de ene die ik al het langst ken: verontwaardiging. Verontwaardiging komt voort uit vernedering, schaamte, angst dat je niet goed genoeg bent, van je onzichtbaar voelen, of dom, of genegeerd. Het is de manier waarop mijn blik vertroebelt als iemand me behandelt als een idioot omdat ik dezelfde vraag te vaak stel. Het is het bloed dat ik naar mijn wangen voel stijgen als mensen niet naar me luisteren. Het is het bloed dat ik in mijn oren voel bonzen als iemand me de les leest als een klein kind.

Verontwaardiging is dat ik wil schreeuwen: ik snap het, ik weet het, hier ben ik, ik wil iets zeggen, kalm nou even, ik kan het zelf, hou op met oplossen, helpen, corrigeren en opvoeden. Ik voel dit al zo lang als ik me kan herinneren. Het huist in de kloof tussen intellectuele mogelijkheden en sociale onmogelijkheden.

Vervreemding kwam pas later, toen ik jongvolwassen was, maar het zit koppig naast verontwaardiging en is niet van plan te vertrekken. Het is misschien raar om vervreemding te beschrijven als een uiting van boosheid,  maar zoals mijn man zegt: "Jij sluit iemand vijf jaar buiten in plaats van vijf minuten tegen hem te schreeuwen." Dat is overdreven, maar niet heel erg overdreven.

Ik kan heel goed wrok koesteren. Ik ben niet goed in confronteren. Dat heb ik als kind nooit geleerd, en ik had het niet nodig toen ik volwassen werd. Het is makkelijker om boos te blijven. Toen ik twintig / dertig was, was boosheid de brandstof van wat ik deed, en het heeft me door een hoop pijn heen geholpen. Waarschijnlijk heb ik daar veel van mijn successen aan te danken. Maar het vasthouden aan boosheid heeft me ook ver, misschien wel onherstelbaar ver, van mensen verwijderd. Omdat dat makkelijker was. En nog steeds is. Ik werk eraan.

Omdat ik de gevoelens vermijd die te maken hebben met verontwaardiging en vervreemding, komen ze 's nachts bij me terug in de vorm van dromen (eigenlijk nachtmerries) vol woede. Toen ik tien jaar geleden deze dromen voor het eerst kreeg, schrok ik van hun intensiteit. Ik werd wakker en dacht: wie is die gekke vrouw? Ik dacht een tijdlang dat er iets mis met me was. Ik veranderde in een angstaanjagende mutant - overdag een zachtaardige vrouw, 's nachts een razende she-hulk.

De laatste tijd ontdek ik een patroon in de boosheid en het geweld in de nachtmerries. Als ik begrijp waar ze vandaan komen, zijn ze niet minder verontrustend, maar het heeft me wel geholpen om een strategie te formuleren om ze minder vaak te laten voorkomen. Maar dat is (en wordt) een artikel op zich.

De boosheid die recht naar mijn handen gaat

Ten slotte nog zo'n gevoel dat geen naam heeft. Op dezelfde manier als ik pure, onverdunde blijheid kan ervaren, kan ik ook een heel pure vorm van boosheid ervaren. Het begint in mijn brein en eindigt in mijn handen. Het is reflexmatig. Witheet. Kortdurend. Irrationeel. Meer chemisch of elektrisch dan emotioneel.

Je moet het zo zien: mijn man botst in de keuken tegen me aan, en ik krijg de impulsieve, irrationele neiging om hem een klap te verkopen. En het gekke is dat ik niet boos op hem ben. Ik ben helemaal niet boos. Ik heb emotioneel gezien dezelfde ervaring als wanneer je een heet fornuis aanraakt. Je wordt getriggerd en je hebt een fysieke impuls om te reageren. Er is geen cognitief proces bij betrokken. Ik denk niet. Ik reageer.

Dit gevoel wordt bijna altijd getriggerd door een fysieke ervaring, en komt alleen voor als ik tegen mijn grenzen aanzit qua zintuiglijke prikkeling. Ik heb geleerd om de fysieke impuls te beheersen. De trigger treedt op, ik voel een piek van intense negatieve energie vanuit mijn hoofd langs mijn ruggengraat gaan, en ik houd mijn handen stil tot het voorbij gaat.

Dat laatste stukje is de truc. Als ik niet goed op zou letten, en mijn fysieke impuls de vrije loop zou laten, zou ik uithalen naar wat er ook maar in de buurt was, ik zou stompen, gooien of iets breken, om de negatieve energie in mijn handen af te voeren.

Als ik verhalen lees over kinderen die gewelddadig om zich heen slaan, vraag ik me af of dit is wat ze voelen. Misschien is het geen traditionele woede, maar de behoefte om een plotselinge, onbegrijpelijke energiestoot naar buiten te laten komen.

Een universele reactie

Meestal is mijn reactie op enige vorm van boosheid dat ik wil dat het stopt. Ik heb als kind niet geleerd dat je boosheid constructief kunt uiten, alleen maar dat het ongewenst is.

Toen ik wat onderzoek deed naar boosheid en autisme, kwam ik een interessante studie tegen (Rieff e.a. 2007): een groep tienjarigen werd geïnterviewd, en alle neurotypische kinderen zeiden dat ze boosheid ervoeren, maar slechts 75% van de autistische kinderen zei dat ze ooit boosheid hadden ervaren. (Alle kinderen in beide groepen gaven aan dat ze blijdschap ervoeren, dus we kunnen de mythe dat autistische kinderen geen emoties voelen niet als verklaring gebruiken.)

Ik vraag me af of sommige van de autistische kinderen uit het onderzoek net zo waren als ik was op die leeftijd - bang om toe te geven dat ze een emotie voelden waarvan hen geleerd was dat die slecht was. Want als een volwassene mij, toen ik tien was, had gevraagd of ik ooit boos werd, zou ik waarschijnlijk nee hebben gezegd. Ik wilde niet gezien worden als slecht kind, en ik dacht dat alleen slechte kinderen boos werden.

Mijn Asperger-brein dat alles letterlijk neemt zag geen verschil tussen "boosheid uiten op een destructieve manier is slecht" en "boosheid uiten is slecht". Wat ik echt nodig had, was dat iemand tegen me zei "als je boos bent, zou je dit of dat kunnen doen".

Boosheid als beschermingsmechanisme

Boosheid geeft aan dat mijn persoon geweld wordt aangedaan. Als ik mezelf het recht ontzeg om dat te uiten, dan beroof ik mezelf van het recht om grenzen te hebben en mezelf te beschermen.

Toen ik die laatste zin teruglas, viel er plotseling een kwartje, zoals dat wel vaker gebeurt terwijl ik schrijf. Ik ben, naarmate ik ouder werd, beter geworden in het trekken van grenzen, en het structureren van mijn leven op een manier die rekening houdt met die grenzen.

Een groot deel van mijn boosheid, als tiener en jongvolwassene, was gelinkt aan gevoelens van kwetsbaarheid en tekortschieten. Nu die gevoelens weggeëbd zijn, heb ik veel van die diepgewortelde boosheid losgelaten die zich in die jaren heeft opgebouwd. Er is acceptatie voor in de plaats gekomen. Langzaam stof ik de laagjes van mijn volwassen ik af, zoals een archeoloog bij een opgraving, er zorgvuldig voor zorgend dat ik niet beschadig wat er onder vandaan komt.

Terwijl elk nieuwe laagje een fascinerend detail onthuld, haast ik me om het in te passen in mijn begrip van mezelf, en verbaas ik mij over het feit dat het mogelijk is om zo veel over mezelf te ontdekken, op mijn leeftijd.

Dit artikel is een vertaling van "The angry aspie explains it all", in oktober 2012 verschenen op het weblog "Musings of an aspie".