Wij zijn kennelijk een boos clubje. En dat is niet verbazend. Als we klein zijn, komt de wereld op ons af met een intensiteit die verwarrend is, frustrerend, en ook ergerlijk. Voeg daar jaren van miscommunicatie aan toe, van pesten, afwijzing en verkeerd begrepen worden, en dan is het niet verbazend dat "de boze autist" een ingeburgerd stereotype is geworden.
Toen ik ging zitten om mijn boosheid in kaart te brengen, kwam ik niet verder dan woede en frustratie. Hoewel boosheid een goede bekende is geworden door de jaren heen, heb ik hem teruggeduwd in de schaduw.
Ik bracht wel zonder aarzeling mijn blijdschap in kaart, een leuke, kleine schets op een klein, schoon velletje papier. Voor het in kaart brengen van mijn boosheid had ik een woordenboek nodig, en na een uur hard werken en nadenken had ik deze brainstorm aantekeningen:
Ik laat deze bladzijde met aantekeningen niet zien omdat ik verwacht dat iemand het gaat lezen, maar omdat het een goed beeld geeft van hoe ik boosheid ervaar: een chaotische, verscheurde, en soms onsamenhangende puinhoop. Ik heb dagenlang het volgende deel voor me uitgeschoven, waarin ik de puinhoop zou moeten ontwarren.
Boosheid geeft me een ongemakkelijk gevoel. Ik vermijd het. Ik onderdruk het. Het laatste wat ik wil is erover praten. Boosheid uiten voelt verkeerd. Slecht.
Dus, eerst een geheugensteuntje:
"Ik heb niemands goedkeuring van mijn gevoelens nodig, ik heb het recht ze te uiten zoals ze op dat moment zijn." |
Even over de woorden die ik heb gekozen. Ze voelen willekeurig. Ik heb geprobeerd namen te geven aan de verschijningsvormen van boosheid, maar zelfs na veel nadenken weet ik niet zeker of dat de beste keuzes zijn.
Eerst frustratie, omdat dat het eerste woord is dat in me opkwam, en een van de makkelijkste om te beschrijven. Frustratie is teleurgestelde verwachting. Het is wakker worden in een winterstorm, terwijl ik wilde gaan hardlopen. Het is veel te veel tijd besteden aan het openen van een verpakking en hem dan in het midden openscheuren. Het is als je niet meer weet hoe je van DVD naar kabel moet switchen, en dan 500 kanalen met ruis krijgen. Frustratie maakt dat ik met mijn tanden knars en grom, terwijl ik eigenlijk zou moeten vaststellen wat ik nodig heb, en dat uitspreken of ernaar handelen. Een serie frustraties leidt soms tot terugtrekking of een woedeuitbarsting.
(In de Engelse tekst gaat het over het woord frustration.)
En dan ergernis. Ik heb hier meer beschrijvingen van geschreven en weggegooid dan ik kan tellen. Dat op zich is al ergerlijk. Ergernis bederft mijn humeur. Ik kan het woord niet vinden waar ik mijn zin mee wil afmaken, en dan vergeet ik wat ik wou schrijven. De mensen in de hotelkamer naast mij kijken TV terwijl ik probeer te slapen.
(In de Engelse tekst gaat het over het woord annoyance.)
Ergernis is de vlieg die om mijn hoofd zoemt; frustratie is er twintig keer naar slaan en elke keer missen.
Dankzij Asperger ben ik overbekend met irritatie, die zijn wortels heeft in zintuiglijke overprikkeling. Ik ben oververmoeid. Ik heb honger. Ik heb het warm. Mijn shirt kriebelt. Ik heb mijn zintuiglijke grenzen te lang genegeerd, en nu verander ik in een humeurige peuter. Gevaar! Gevaar! Een woedeaanval ligt op de loer.
(In de Engelse tekst gaat het over het woord irritability.)
En dankzij mijn moederschap, heb ik oerwoede ontdekt, wat ik mijn moederleeuw-gevoel noem, wat opkomt als iemand aan mijn kind zit. Slecht idee. Genoeg over gezegd.
(In de Engelse tekst gaat het over het woord wrath, wat je normaal met toorn zou vertalen, maar dat past niet in de context.)
Om een of andere onverklaarbare reden voegde ik, gelijk na oerwoede, witheet toe. Er is een verband tussen die twee - oerwoede is primitief en instinctief. Witheet is wanneer ik kook van woede en zweer dat ik als een ware superheld dit bureaucratische onrecht recht zal zetten, het is puur verstandelijk. Het gebeurt niet vaak, maar als het gebeurt, berg je dan maar. Geef me mijn cape en doe een stap achteruit.
(In de Engelse tekst gaat het over het woord fuming (rokend).)
De grote drie
Is dat alles tot nu toe? Hier kan ik wel mee leven. Dit soort boosheid komt en gaat. Wat nu komt, de grote drie van verontwaardiging, vervreemding en razernij, zit veel dieper van binnen.
Laten we beginnen met de ene die ik al het langst ken: verontwaardiging. Verontwaardiging komt voort uit vernedering, schaamte, angst dat je niet goed genoeg bent, van je onzichtbaar voelen, of dom, of genegeerd. Het is de manier waarop mijn blik vertroebelt als iemand me behandelt als een idioot omdat ik dezelfde vraag te vaak stel. Het is het bloed dat ik naar mijn wangen voel stijgen als mensen niet naar me luisteren. Het is het bloed dat ik in mijn oren voel bonzen als iemand me de les leest als een klein kind.
Verontwaardiging is dat ik wil schreeuwen: ik snap het, ik weet het, hier ben ik, ik wil iets zeggen, kalm nou even, ik kan het zelf, hou op met oplossen, helpen, corrigeren en opvoeden. Ik voel dit al zo lang als ik me kan herinneren. Het huist in de kloof tussen intellectuele mogelijkheden en sociale onmogelijkheden.
Vervreemding kwam pas later, toen ik jongvolwassen was, maar het zit koppig naast verontwaardiging en is niet van plan te vertrekken. Het is misschien raar om vervreemding te beschrijven als een uiting van boosheid, maar zoals mijn man zegt: "Jij sluit iemand vijf jaar buiten in plaats van vijf minuten tegen hem te schreeuwen." Dat is overdreven, maar niet heel erg overdreven.
Ik kan heel goed wrok koesteren. Ik ben niet goed in confronteren. Dat heb ik als kind nooit geleerd, en ik had het niet nodig toen ik volwassen werd. Het is makkelijker om boos te blijven. Toen ik twintig / dertig was, was boosheid de brandstof van wat ik deed, en het heeft me door een hoop pijn heen geholpen. Waarschijnlijk heb ik daar veel van mijn successen aan te danken. Maar het vasthouden aan boosheid heeft me ook ver, misschien wel onherstelbaar ver, van mensen verwijderd. Omdat dat makkelijker was. En nog steeds is. Ik werk eraan.
Omdat ik de gevoelens vermijd die te maken hebben met verontwaardiging en vervreemding, komen ze 's nachts bij me terug in de vorm van dromen (eigenlijk nachtmerries) vol woede. Toen ik tien jaar geleden deze dromen voor het eerst kreeg, schrok ik van hun intensiteit. Ik werd wakker en dacht: wie is die gekke vrouw? Ik dacht een tijdlang dat er iets mis met me was. Ik veranderde in een angstaanjagende mutant - overdag een zachtaardige vrouw, 's nachts een razende she-hulk.
De laatste tijd ontdek ik een patroon in de boosheid en het geweld in de nachtmerries. Als ik begrijp waar ze vandaan komen, zijn ze niet minder verontrustend, maar het heeft me wel geholpen om een strategie te formuleren om ze minder vaak te laten voorkomen. Maar dat is (en wordt) een artikel op zich.
De boosheid die recht naar mijn handen gaat
Ten slotte nog zo'n gevoel dat geen naam heeft. Op dezelfde manier als ik pure, onverdunde blijheid kan ervaren, kan ik ook een heel pure vorm van boosheid ervaren. Het begint in mijn brein en eindigt in mijn handen. Het is reflexmatig. Witheet. Kortdurend. Irrationeel. Meer chemisch of elektrisch dan emotioneel.
Je moet het zo zien: mijn man botst in de keuken tegen me aan, en ik krijg de impulsieve, irrationele neiging om hem een klap te verkopen. En het gekke is dat ik niet boos op hem ben. Ik ben helemaal niet boos. Ik heb emotioneel gezien dezelfde ervaring als wanneer je een heet fornuis aanraakt. Je wordt getriggerd en je hebt een fysieke impuls om te reageren. Er is geen cognitief proces bij betrokken. Ik denk niet. Ik reageer.
Dit gevoel wordt bijna altijd getriggerd door een fysieke ervaring, en komt alleen voor als ik tegen mijn grenzen aanzit qua zintuiglijke prikkeling. Ik heb geleerd om de fysieke impuls te beheersen. De trigger treedt op, ik voel een piek van intense negatieve energie vanuit mijn hoofd langs mijn ruggengraat gaan, en ik houd mijn handen stil tot het voorbij gaat.
Dat laatste stukje is de truc. Als ik niet goed op zou letten, en mijn fysieke impuls de vrije loop zou laten, zou ik uithalen naar wat er ook maar in de buurt was, ik zou stompen, gooien of iets breken, om de negatieve energie in mijn handen af te voeren.
Als ik verhalen lees over kinderen die gewelddadig om zich heen slaan, vraag ik me af of dit is wat ze voelen. Misschien is het geen traditionele woede, maar de behoefte om een plotselinge, onbegrijpelijke energiestoot naar buiten te laten komen.
Een universele reactie
Meestal is mijn reactie op enige vorm van boosheid dat ik wil dat het stopt. Ik heb als kind niet geleerd dat je boosheid constructief kunt uiten, alleen maar dat het ongewenst is.
Toen ik wat onderzoek deed naar boosheid en autisme, kwam ik een interessante studie tegen (Rieff e.a. 2007): een groep tienjarigen werd geïnterviewd, en alle neurotypische kinderen zeiden dat ze boosheid ervoeren, maar slechts 75% van de autistische kinderen zei dat ze ooit boosheid hadden ervaren. (Alle kinderen in beide groepen gaven aan dat ze blijdschap ervoeren, dus we kunnen de mythe dat autistische kinderen geen emoties voelen niet als verklaring gebruiken.)
Ik vraag me af of sommige van de autistische kinderen uit het onderzoek net zo waren als ik was op die leeftijd - bang om toe te geven dat ze een emotie voelden waarvan hen geleerd was dat die slecht was. Want als een volwassene mij, toen ik tien was, had gevraagd of ik ooit boos werd, zou ik waarschijnlijk nee hebben gezegd. Ik wilde niet gezien worden als slecht kind, en ik dacht dat alleen slechte kinderen boos werden.
Mijn Asperger-brein dat alles letterlijk neemt zag geen verschil tussen "boosheid uiten op een destructieve manier is slecht" en "boosheid uiten is slecht". Wat ik echt nodig had, was dat iemand tegen me zei "als je boos bent, zou je dit of dat kunnen doen".
Boosheid als beschermingsmechanisme
Boosheid geeft aan dat mijn persoon geweld wordt aangedaan. Als ik mezelf het recht ontzeg om dat te uiten, dan beroof ik mezelf van het recht om grenzen te hebben en mezelf te beschermen.
Toen ik die laatste zin teruglas, viel er plotseling een kwartje, zoals dat wel vaker gebeurt terwijl ik schrijf. Ik ben, naarmate ik ouder werd, beter geworden in het trekken van grenzen, en het structureren van mijn leven op een manier die rekening houdt met die grenzen.
Een groot deel van mijn boosheid, als tiener en jongvolwassene, was gelinkt aan gevoelens van kwetsbaarheid en tekortschieten. Nu die gevoelens weggeëbd zijn, heb ik veel van die diepgewortelde boosheid losgelaten die zich in die jaren heeft opgebouwd. Er is acceptatie voor in de plaats gekomen. Langzaam stof ik de laagjes van mijn volwassen ik af, zoals een archeoloog bij een opgraving, er zorgvuldig voor zorgend dat ik niet beschadig wat er onder vandaan komt.
Terwijl elk nieuwe laagje een fascinerend detail onthuld, haast ik me om het in te passen in mijn begrip van mezelf, en verbaas ik mij over het feit dat het mogelijk is om zo veel over mezelf te ontdekken, op mijn leeftijd.
Dit artikel is een vertaling van "The angry aspie explains it all", in oktober 2012 verschenen op het weblog "Musings of an aspie".
Geen opmerkingen:
Een reactie posten